21 juli 2022
Nadat hij in zijn geboortestad Leiden de basis van tekenen en schilderen had geleerd, vertrok Rembrandt van Rijn in 1624 naar Amsterdam om zes maanden lang te studeren bij Pieter Lastman (1583-1633), een beroemde schilder van historiestukken. Nadat hij deze opleiding had afgerond, kwam Rembrandt terug naar Leiden. Rond 1632 verhuisde hij weer naar Amsterdam, waar hij snel naam voor zichzelf maakte als de belangrijkste kunstenaar van de stad. Hij kreeg daar veel opdrachten voor portretten en werd mentor van meerdere studenten die zijn schildertechnieken wilden leren.
Rembrandt heeft in zijn leven zo veel zelfportretten geschilderd, getekend en geëtst, dat de veranderingen in zijn uiterlijk ons een inkijkje geven in zijn verschillende stemmingen. Met zijn zelfportretten confronteert hij ons als publiek op zo’n manier dat we worden aangemoedigd om ze te zien als biografie. Dit zelfportret schilderde Rembrandt in 1659, nadat hij na vele succesvolle jaren een financiële tegenvaller had gehad. Zijn ruime huis aan de Sint Antoniebreestraat was het jaar ervoor samen met enkele van zijn andere bezittingen geveild om zijn schuldeisers af te kunnen betalen. In dit late werk schildert hij zichzelf met diepliggende priemende ogen, die innerlijke kracht en waardigheid overbrengen op de toeschouwer. Toch kan het gevaarlijk zijn om schilderijen te beoordelen op basis van de biografie van een kunstenaar, vooral als het gaat om een kunstenaar wiens leven zo wordt geromantiseerd als dat van Rembrandt.